Natuurlijk ga ik! Compleet met huisraad in een 20-voetscontainer, aangevuld met een paar kuub overtollige medicamenten uit de apotheek, bestemd voor het ziekenhuis in Paramaribo. De eerste kennismaking met het brede begrip “schaarste”. Anno 1991 is het nog altijd onrustig in het binnenland van Suriname. De stad is veilig. Toch? Ach, eerlijk gezegd had ik geen idee. In Nederland loop ik enigszins wezenloos door de uitpuilende winkels en houd het bij een extra doos pindakaas, hagelslag, instant poeder, wat theeblikken van C’est Bon en een rol Novilon voor op de keukenvloer. Nog meer onmisbare spullen te verzinnen? Op de dag voor vertrek haal ik met hakken over de sloot mijn felbegeerde rijbewijs. Ik neem afscheid met een dikke kus van de rijleraar en zijn welgemeende advies om “in dat bananenland nog een paar lessen te nemen, want ze rijden daar wel links, juffie”. Pardon?
“Oewisselen”
Na de landing met opgelucht applaus schuiven de eerste passagiers al zenuwachtig heen-en-weer. Uit alle hoekjes en gaatjes worden plastic tasjes gepeuterd. Ik zie hele draagbare t.v.’s voorbij komen. De opwinding stijgt. Als ik lichtelijk voortgestuwd de vliegtuigtrap afdaal, ergens op een groot grasveld midden in het bos, kriebelt de vochtige hitte langs mijn broekspijpen omhoog. Ergens in mijn ziel gaat een luikje open dat de geluidjes, de luchtjes en de klamme atmosfeer toejuicht. Geen karretjes, airco terminal of luxe loopband? Welnee, dit is Suriname. De nieuwkomers sjouwen met alle “hand”bagage naar de ontvangsthal, waar zich al snel een lange rij vormt. Wat een chaos: alle koffers worden op het gemakje gecheckt. Geen harde valuta gesmokkeld? De toerist vóór mij wordt geacht zijn Nederlandse guldens te wisselen voor een koers van één op één. De zwarte koers is tegenwoordig één op tien. Aha, logisch, dat hij protesteert. De vriendelijke douanier heeft alle tijd, lacht gemoedelijk, maar is onverbiddelijk. “Daar kunt u oewisselen, meneer. Anders gaan we u moeten opsluiten, hoor!” Geintje, mag ik hopen?
Hosselen
Het hele circus van stempelen hier, paspoortcontrole daar, lange wachtrijen en bagagecheck in een aankomst”hal” van Pengel International Airport duurt ruim 3 uur. Gelukkig ben ik nog niet helemaal klaar. Binnen tien dagen ga ik mij moeten melden bij de Vreemdelingenpolitie op Nieuwe Haven om te vertellen, dat ik hier graag wil blijven. Dan begint de strijd om stempels, te bemachtigen op diverse ambtelijke locaties met verschillende openingstijden. Dit alles om residentie aan te vragen in de Republiek, Áls de loketten open zijn tenminste, want de dienstdoende heeft, zó blijkt later, nog meer baantjes. Deze “zeven-even-ambtenaar” is om 07.00 uur op tijd op het werk, maar gaat na tien minuten éven weg… en gaat vervolgens écht werken. Als taxichauffeur bij voorbeeld, met zijn dienstauto. Hij accepteert zijn basisbaan met bijbehorend gedevalueerd salaris, maar “Hé man, in Paramaribo is het hosselen hoor. Het hoofd boven oewater houden, oeweet je”. Het is duidelijk, ik moet nog veel leren hier. Maar mij maken ze niet gek. No spang.